Bijlage 4: Budgetten onderwijshuisvesting
Het budget voor onderwijshuisvesting bestaat uit een aantal componenten, waarvan de kapitaallasten op bestaand bezit het grootste deel uitmaakt. Dit zijn de rente- en afschrijvingslasten van de in het verleden gerealiseerde schoolgebouwen. Deze dalen jaarlijks doordat de boekwaarde van gebouwen daalt als gevolg van de afschrijvingen.
Verder voegen we jaarlijks nieuwe investeringen toe vanuit het Integraal huisvestingsplan onderwijs (IHP). Voor iedere investering die op basis van het IHP wordt toegevoegd aan het investeringsplan, worden de kapitaallasten gereserveerd. Pas nadat de raad de investeringen geautoriseerd heeft, voor investeringen van € 2 miljoen en hoger via een apart raadsvoorstel, worden de investeringen in uitvoering genomen.
Een derde post zijn de uitvoeringskosten voor het IHP. Dit betreft bijvoorbeeld advieskosten en personele inzet.
Daarnaast zijn de zogenaamde 'overige lasten onderwijshuisvesting' een belangrijke post. Hiertoe behoren onder meer huren die wij betalen voor gebouwen waarvoor wij in het verleden huurovereenkomsten zijn aangegaan. Een voorbeeld is het gebouw van het Hoofdvaart College, dat wij huren van het Nova College. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor het betalen van deze huur. Andere posten die hiertoe behoren zijn de onroerendzaakbelastingen en andere lasten die wij volgens de onderwijswetgeving voor schoolbesturen betalen. Ons beleid is erop gericht deze post te laten dalen, omdat het huren van schoolgebouwen een kostbare aangelegenheid is.
Een vijfde post omvat de kosten voor tijdelijke huisvesting die wij maken omdat we tijdelijk gebouwen inzetten voor de kinderen die les hebben in gebouwen die aangepast worden. Bijvoorbeeld de leerlingen van de Rietveldschool hebben op dit moment les in tijdelijke huisvesting.
Als laatste wordt bij het Overzicht algemene dekkingsmiddelen rekening gehouden met een stelpost kapitaallasten onderwijshuisvesting. Dit betreft middelen die nog niet zijn geautoriseerd voor specifieke lasten, maar die wel beschikbaar moeten blijven om toekomstige lasten te dekken. Met name als een nieuwe jaarschijf met nieuwe investeringen wordt toegevoegd aan het meerjarenbeeld.
Stand Najaarsrapportage 2021
Na verwerking van de mutaties van de Najaarsrapportage 2021 zijn voor onderwijshuisvesting de budgetten zoals opgenomen in Tabel 20 geraamd.
Tabel 20
Omschrijving (bedragen x € 1.000) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
Programma Maatschappelijke ontwikkeling, beleidsdoel B | |||||
- kapitaallasten bestaande scholen | 8.319 | 7.674 | 7.465 | 7.331 | 7.193 |
- kapitaallasten nieuwe investeringen | 0 | 422 | 1.400 | 2.094 | 3.539 |
- uitvoeringslasten IHP | 290 | 290 | 290 | 220 | 220 |
- overige lasten | 4.240 | 4.288 | 4.025 | 3.807 | 3.010 |
- tijdelijke huisvesting | 571 | 940 | 861 | 579 | 536 |
Subtotaal | 13.420 | 13.614 | 14.041 | 14.031 | 14.497 |
Overzicht algemene dekkingsmiddelen | |||||
- stelpost kapitaallasten onderwijshuisvesting | 15 | 35 | 79 | 943 | |
Subtotaal | 0 | 15 | 35 | 79 | 943 |
Totaal-generaal | 13.420 | 13.630 | 14.075 | 14.110 | 15.440 |
in deze cijfers is nog geen rekening gehouden met de mutaties in de kapitaallasten van nieuwe investeringen als gevolg van de verschuivingen die zijn opgenomen in het MPI najaar 2021. De actualisatie van de kapitaallasten als gevolg van deze verschuivingen worden conform de bestendige gedragslijn verwerkt in de Voorjaarsrapportage 2022.
In de Voorjaarsrapportage 2022 zullen de cijfers van deze najaarsrapportage worden vergeleken met de cijfers van de voorjaarsrapportage en de verschillen worden toegelicht. Hierdoor krijgt de raad een beter inzicht in de verwerkte mutaties.